C
Cabanon
In het zuiden van Frankrijk worden ‘s zondags heel wat partijtjes in familieverband bij het buitenhuisje gespeeld. Als spelers als deze een enkele keer aan een toernooi meedoen, worden ze joueurs de cabanon genoemd, zondagspelers, of kortweg cabanons, ‘losers’.
Cadrage
Partijen of ronde in een toernooi om het aantal equipes terug te brengen tot een macht van 2.
Cadre
Een stuk terrein (of speelvak) dat is afgezet door verlieslijnen, waarbuiten boules en buts ongeldig worden. Jeu cadré: een afzonderlijk speelterrein (of baan) in het speelvak dat is afgebakend door lijnen; het but moet aan het begin van iedere werpronde binnen deze lijnen worden uitgeworpen. Boules of het but die in de loop van de werpronde buiten deze lijnen terechtkomen, blijven gewoon geldig!
Canner
Meten met een wandelstok.
Carambolage
Krachtige worp die in één keer meerdere boules doet verplaatsen.
Carreau
De geschoten bal neemt plek over van de weggeschoten bal. Komt van de Franse uitdrukking rester sur le carreau, dood blijven liggen.
Casquette
De te schieten boule wordt net op de kop geschampt, beweegt even, maar blijft op zijn plaats liggen.
Casser le bras
Door een ongepaste beweging of geluid een tireur afleiden op het moment dat hij in actie komt.
Chiquer
Een boule aan de zijkant raken, zodat deze opzij wegspringt.
Cirkel
Plaats van waaruit men werpt, met een doorsnede van minimaal 35cm en maximaal 50cm.
Cochonnet (ook But, Bouchon)
Andere naam voor but. In het zuiden van Frankrijk wordt eerder de term bouchon (klein balletje) gebruikt.
Contre
Als na een gelukt schot de schietboule of de geraakte boule met kracht tegen een andere aan vliegt.
Couloir
De haag gevormd door toeschouwers.
Crochet
Een mislukte worp als gevolg van het niet goed openen van de hand. Mogelijk door te veel spanning, vermoeidheid of de kou. Het wordt ook wel carpe (stommiteit; letterlijk karper), ganchou (flater, stommiteit), brochet (letterlijk snoek) of écart (afwijking, afzwaaier) genoemd.